De reis van inspectie door de jaren heen
“ABOS ging in december 1994 van start met één bus en een eetkamertafel, heel simpel”, herinnert Dick van Rooij zich. “Al die tijd heeft het bedrijf zich toegelegd op de inspectie en het beheer en onderhoud van speeltoestellen. Nu vieren we ons 25-jarig bestaan en verhuizen we naar een nieuw pand. Inmiddels zijn we met twaalf mensen, waarvan er zeven constant op de weg zitten en vijf op kantoor.”
Pen, papier en een handboek
Inspectie van speeltoestellen ging 25 jaar geleden heel anders dan tegenwoordig. “We gingen op pad met pen, papier en het Handboek Veiligheid. Op een eenvoudig formulier met kruisjesveld noteerden we onze bevindingen. Met een analoge camera maakten we foto’s. Het rolletje stuurden we naar een ontwikkelaar en de foto’s voegden we met een paperclip in het rapport.”
De inspecteur van toen kreeg een interne cursus en kon zich met behulp van het Handboek inlezen in de materie. “We hebben het onszelf aangeleerd. Later kwamen er de examens die je moet doen om inspecteur twee sterren te worden. Tegelijkertijd moet je in de praktijk leren zien wat er speelt, het fingerspitzengefühl krijgen.” Van Rooij ziet niet alleen in de rapportage verschillen, ook bij de inspectie zelf komen tegenwoordig andere zaken kijken. “Het was vroeger vooral belangrijk dat je kennis had van het beheer en onderhoud van de toestellen. Vandaag de dag is kennis van ICT minstens zo belangrijk.”
Frequentie van inspectie wordt locatieafhankelijk
Werd de inspectie vroeger altijd volgens een vast schema gedaan, tegenwoordig wordt veel meer gekeken naar het gebruik van een speeltoestel. “Stel dat een schommel bij een instelling voor mensen met een beperking dagelijks urenlang wordt gebruikt, dan moeten we misschien wel maandelijks een inspectie doen. De vraag is dus steeds: hoe vaak moeten we inspecteren? Drie keer per jaar, of zes keer per jaar of nog vaker? Dat is echt locatieafhankelijk. In welke wijk staat een toestel, hoe wordt het gebruikt en door wie, is er vandalisme in de buurt etc.”
Van Rooij verwacht dat de invloed van digitalisering nog veel meer impact zal hebben op het werk van ABOS. “Ten eerste zullen toestellen veel meer elektronica in zich krijgen. En ten tweede zal de techniek ons meer inzichten gaan geven, bijvoorbeeld omdat sensoren kunnen meten hoe vaak een toestel gebruikt wordt. Dat vraagt ook wat van de competenties van onze inspecteurs. Natuurlijk moeten ze gewoon de normen vasthouden. Maar we hebben ook een inspecteur in dienst die eigenlijk een elektricien is. Want straks gaan we niet meer alleen met een schroevendraaier en een steeksleutel op pad, maar ook met een printplaat en een soldeerbout. Ik denk dat onze inspecteurs in de toekomst ook andere vaardigheden moeten hebben, zoals het doen van eenvoudige reparaties. Dat is voor iedereen beter, ook voor de leverancier die anders voor iets kleins moet komen opdraven. Bovendien is het duurzamer, omdat wij er dan toch al zijn.”
Van Rooij stipt daarmee meteen een ander belangrijk punt aan. Hij vindt het belangrijk om maatschappelijk verantwoord bezig te zijn. “We verhuizen mede door de groei van ons bedrijf naar een groter pand, dat van alle duurzame gemakken is voorzien. In de toekomst willen we elektrisch gaan rijden, helaas is de actieradius van de bussen waar wij mee willen rijden nog te laag. Maar over een jaar of vijf hoop ik wel die switch te kunnen maken. Niet in de laatste plaats omdat onze opdrachtgevers daar steeds meer om vragen.”
Techniek integreren in het spel
In de jaren dat Van Rooij bij ABOS werkt heeft hij het spel van kinderen zien veranderen. “Ze gaan gewoon met hun tijd mee. Een meisje van tien jaar speelde vroeger met poppen en jongens met playmobil. Nu spelen ze met dezelfde iPad. De jeugd groeit anders op en krijgt daardoor een andere kijk op dingen en andere behoeften. Omdat obesitas een groot probleem is, proberen wij de jeugd toch in beweging te krijgen. Bijvoorbeeld door twee voetbalteams te sponsoren. Maar ik vind ook dat het spelaanbod zich verder moet ontwikkelen. Die computer gaat niet meer weg. We moeten dan ook proberen de techniek te integreren in het spel. Bijvoorbeeld door kinderen met een smart horloge een route af te laten leggen, of door ze met een telefoon barcodes te laten scannen van verschillende speeltoestellen.”
Wat verwacht Van Rooij van de komende dertig jaar? “Ik hoop dan in elk geval met pensioen te zijn”, klinkt het lachend. “Zonder gekheid, ik hoop dan een volledig elektrisch wagenpark te hebben. Verder denk ik dat we met behulp van sensoren en andere technieken een deel van de inspecties op afstand zullen uitvoeren. Maar bovenal verwacht ik dat dan het digitale spelen toch echt zijn intrede heeft gedaan. Zodat kinderen, met de tablet in de hand, nog steeds naar buiten gaan om de wereld te ontdekken.”
Dit artikel is verschenen in Straatbeeld 6 / 2019. Download hier het magazine!
Meest gelezen
Bij het thema van dit artikel betrokken organisaties
Meer artikelen met dit thema
Opmerkelijke renovatie voor SBO De Vlindertuin
8 aug 2023Rondje Hillegom - Mooi initiatief met sportieve mogelijkheden
25 jul 2023Groenere schoolpleinen voor Schiedamse basisscholen
18 jul 2023Twee aanelkaar grenzende basisscholen in Schiedam hebben de handen ineengeslagen om hun grijze schoolpleinen te…
Speelplekken en bushaltes in Apeldoorn rookvrij
13 jul 2023In Apeldoorn rookt elf procent van de 16- en 17 jarige jongeren. De gemeente Apeldoorn breidt in haar streven…
Stadsstrand Hoorn geopend; heel veel sportmogelijkheden
4 jul 2023Per 1 juli nieuw Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen
1 jul 2023Per 1 juli vervangt de Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen 2023 (WAS2023) het Warenwetbesluit…
Gouda is meest speelvriendelijke gemeente van Nederland
23 mei 2023Bureau Koppelaar nieuwe naam voor ontwerp en adviesbureau van Eelco Koppelaar
11 mei 2023Het onafhankelijk ontwerp- en adviesbureau voor de speel-, beweeg- en…